OOSTERKERK EN J.C.WIRTZSCHOOL
In één ademtocht gebouwd!
Wouter van Doeverenplein ....Jc Kapteinbrug ....Vrijdemalaan en Oosterkerk
OOSTERKERK en J. C. Wirtzschool
1930 S.S Rosensteinlaan Groningen
De noordrand
Langs de Singelweg staan enkele villa's met (deels grote) voortuinen, een rij projectmatig gebouwde, grondgebonden woningen zonder voortuinen en de voorzijde van het Typografengasthuis met daaronder de poort naar het achtergelegen hofje. De bebouwing stamt uit de tijd rond de eeuwwisseling van de 19de naar de 20ste eeuw en is twee lagen hoog met een kap. Tussen de Petrus Campersingel en de Singelweg ligt een gazon met grote bomen. Op de hoek met het Damsterdiep tenslotte staat een karakteristieke, monumentale apotheek met bovenwoningen uit 1935 van drie lagen hoog met hoge kap.
Overzicht:
Links OOSTERKERK , geen DRIEHOEKJE meer, wel het academisch ziekenhuis
Bodenterrein ...
.....op de achtergromd de OOSTERKERK
Overzicht:
Links de OOSTERKERK en het DRIEHOEKJE, het academisch ziekenhuis en het BODENTERREIN
Kapteynlaan
De Kapteynlaan
De Kapteynbrug
Speeltuin tussen de Kapteynlaan en de Petrus Hendrikzstraat
Petrus Hendrikzstraat
De kerkleden kregen natuurlijk de gelegenheid de nieuwe kerk te bekijken.
De krant deed dat ook. Voorafgaande aan de opening van de kerk beschreef de ‘Nieuwe Provinciale Groninger Courant’ het gebouw in lovende bewoordingen:
‘Pastorie en kosterswoning zijn in aansluiting gebracht met de buitengevels, waardoor het geheel een breede opzet verkreeg, die tezamen getrokken in de middenpartij een monumentale opbouw mogelijk maakte.
De hoofdingang is geflankeerd door de traptorens en wordt overdekt door een luifel, waarboven de hoofdgevel is geplaatst, eindigende in een dakruiter.
Terrassen met voetingsmuren sluiten het geheel bij de omgeving aan en geven een rust aan het geheel, die weldadig aandoet.
De gevels zijn uitgevoerd in genuanceerde Waalsteen met terugliggend voegwerk.
De hoogoprijzende traceeramen zijn gevuld met glas-in-lood in moderne uitvoering. (…)
De lichtinval in het kerkruim is zeer rijk.
De ramen zijn met doorzichtig glas-in-lood gevat in rijke kleurschakeringen, waardoor het zonlicht een verrassende speling van tinten krijgt op het toch al kleurig metselwerk (…)
De bijeenkomst had het karakter van een gewone kerkdienst en stond onder leiding van ds. J. Gispen, de wijkpredikant. In zijn toespraak ‘gaf hij uiting aan de blijdschap die er leeft in veler harten, nu men in een nieuw kerkgebouw mocht samenkomen en sprak hij over de moeite die het gekost had, zover te komen’. Ds. Gispen ‘dankte de Commissaris der Koningin en de andere hoogwaardigheidsbekleders voor hun aanwezigheid, hun de verzekering gevende, dat zoowel in dit als de andere kerkgebouwen iederen zondag Gods onmisbaren Zegen wordt afgesmeekt voor de overheid. Met groot enthousiasme zetten wij nu de arbeid voort’, zo besloot de predikant zijn toespraak. De eerste ‘echte’ kerkdienst in de nieuwe kerk werd gehouden op zondag 28 april 1929, toen ds. J.J. Miedema (van de Zuiderwijk) voorging
Het interieur van de Oosterkerk te Groningen na de plaatsing van het orgel.
Let ook op het doophek met lezenaar (al lang gelden verwijderd) en op de avondmaalstafels met aan weerszijden twee rijen stoelen.
De eerste avondmaalsviering vond de zondag daarop plaats met als voorganger de wijkpredikant, ds. Gispen
BRONNEN:
Archief Gereformeerde Kerk te Groningen.
Groninger Archieven, Groningen
G.J. Kok, 'niet door eigen kracht.....'70 jaar rondom de 'Oosterkerk' (1928-1998). Groningen, 1998
2016 GereformeerdeKerken.ifo
Uit:
Website gewijd aan de landelijke en rfegionale geschiedenis van de Gereformeerde Kerken in Nederland.
De Oosterkerk en J.C.Wirtzschool en het DRIEHOEKJE
Klas een en twee van de WIRTZSCHOOL!
Ik sta naast HOOGSTEEN!
Klas 6
De opleidingsklas
De J.C. Wirtzschool met Hoogsteen als hoofd.
Later naar de eerste CHBS in de Rozenstraat....daarna onderwijzer op de J.C. Wirtzschool onder Oosterheert, daarna leraar op de chr. MAVO te Noordhorn.
Leerling en later onderwijzer!
De J.C. WIRTZSCHOOL
De noordrand
Bij de Vinkenstraat buigt de plangrens opnieuw af naar het westen. De Vinkenstraat was oorspronkelijk bedoeld als belangrijke verkeersroute de stad uit in oostelijke richting. Dit is terug te zien in het meest oostelijke deel, waar de straat een breed profiel heeft met een plantsoentje in het midden. De rest van de straat is veel smaller met aan weerszijden van de rijbaan brede trottoirs en voortuinen. Aan beide zijden van de straat staan projectmatig gebouwde, beneden- en bovenwoningen van twee lagen met een kap uit 1934 (zuidzijde) en 1948 (noordzijde), later opgetopt met een (gedeeltelijke) derde bouwlaag. Op de hoek van de Vinkenstraat en de Zaagmuldersweg is het gesloten bouwblok open gebroken. Hier staan op de hoek een monumentale, rooms katholieke kerk en een school. De noordzijde van de Vinkenstraat valt buiten het plangebied.
Vanaf het Wielewaalplein loopt de plangrens verder langs het Oosterhamrikkanaal. Het Oosterhamrikkanaal heeft een breed profiel met oorspronkelijk aan beide zijden groene oevers. Aan de noordzijde is deze groene oever komen te vervallen bij de aanleg van het Oosterhamriktracé, een busroute richting de buitenwijken aan de oostkant van de stad. Deze noordkant van het kanaal valt buiten het plangebied. Opvallend is de monumentale Wielewaalflat uit 1957. De flat bestaat uit twee delen, een deel van vier lagen aan de Zaagmuldersweg en haaks daarop een deel van tien lagen vrij direct aan het kanaal.
Bij de Gorechtvijver opent de wijk zich naar het Oosterhamrikkanaal toe en verbreedt het profiel van het kanaal zich richting de Oosterparkwijk. De overgang tussen de vijver en het kanaal wordt gevormd door een forse trappartij met banken in een groene setting. Westelijk van de verbreding in het kanaal wordt de bebouwing weer opgepakt in de vorm van bedrijven. Deze bedrijven van twee lagen hoog zijn in 1957 tegen de achterzijden van de woonpercelen aan de E. Thomassen a Thuessinklaan geplaatst en zijn gericht op de Oosterhamrikkade. Ten behoeve van het vroegere laden en lossen voor deze bedrijven is dit deel van de kade stenig. De kade wordt nu niet meer voor dat doel gebruikt. Langs de kade liggen nu woonschepen. Bij een aantal woonschepen is sprake van een groene oever. Deze oever is deels ingericht als tuin. Dat gebruik wordt in dit bestemmingsplan positief bestemd, conform de planologische regeling voor gebruik van de oever bij woonschepen in het bestemmingsplan Openbaar Vaarwater (van toepassing op bijna alle woonschepen met oevers in de gemeente Groningen) en het bestemmingsplan Waterrand Oosterparkwijk (van toepassing op de oevers van de woonschepen meer oostelijk in het Oosterhamrikkanaal).
S.S. Rosensteinlaan 23 1928 - Gereformeerde Oosterkerk in aanbouw. Foto P B Kramer
De westrand
Ter plaatse van het Wouter van Doeverenplein ligt een parallelweg, waardoor de bebouwing hier wat teruggerooid ligt. Ten zuiden van de E. Thomassen a Thuessinklaan is de bebouwing bijzonder karakteristiek. De S.S. Rosensteinlaan en de Petrus Campersingel hebben een zeer breed profiel met aan de westzijde het UMCG, ooit gebouwd op het terrein van de vroegere, geslechte vestingwallen en later uitgebreid in oostelijke richting. Tussen het UMCG en de Petrus Campersingel liggen een vijverpartij en wandelpaden in een groene, parkachtige setting. Deze zone en het UMCG-terrein vallen buiten het plangebied. Aan weerszijden van de weg liggen vrijliggende fietspaden. Aan de zuidoostkant van de Petrus Campersingel ligt bovendien een parallelweg, de oude Singelweg, wiens situering herinnert aan de oude structuur van het vroegere verbindingskanaal op deze plek.
De bebouwing tussen de E. Thomassen a Thuessinklaan en de Singelweg begint met op de hoek van de E. Thomassen a Thuessinklaan een monumentale, gereformeerde kerk (1927-1929) met aangebouwde pastorie en kosterswoning. De kerk is met de entree georiënteerd op de hoek van het bouwblok en is ontworpen in een door de architectuur van de Amsterdamse School geïnspireerde bouwstijl. Naast de kerk staat een karakteristieke school, teruggerooid ten behoeve van een schoolplein aan de voorzijde. Vervolgens bestaat de bebouwing voornamelijk uit projectmatig gebouwde beneden- en bovenwoningen uit de jaren twintig/dertig van de 20ste eeuw. De bebouwing is drie lagen hoog en plat afgedekt. De woningen hebben door lage stenen muurtjes en hagen afgeschermde voortuinen. De bebouwing ligt, net als de weg, in een langgerekte, flauwe boog. Deze wordt onderbroken ter hoogte van het H.A. Kooykerplein, waar de bebouwing zich opent ten behoeve van een klein, groen buurtplein.
Hillien van Heuveln-Brockbernd
20 jaar geleden was mijn oom Leendert Hoeksema uit Australië op bezoek bij ons en wij zijn samen naar deze kerk gegaan. Hij vertelde mij dat er binnen een plaquette moest zijn met de naam van een overgrootvader erop.
Konden het toen niet vinden omdat destijds een deel (hoek?) van het kerkgebouw binnen helemaal afgetimmerd was en volgens mij in gebruik door een moslim gemeenschap ?
We grapten toen nog dat het in ieder geval nog religieus gebruikt werd.
Ik weet niet anders dan dat mijn familie van moeders kant vroeger hervormd was.
Marian Noordink
Tomorrow it is 70 years since my parents married in the Oosterkerk, also my mother's 95th birthday which we celebrateI also went to the school next door in 62/63.
Now we're all in Qld Australia.
Langs de Singelweg staan enkele villa's met (deels grote) voortuinen, een rij projectmatig gebouwde, grondgebonden woningen zonder voortuinen en de voorzijde van het Typografengasthuis met daaronder de poort naar het achtergelegen hofje. De bebouwing stamt uit de tijd rond de eeuwwisseling van de 19de naar de 20ste eeuw en is twee lagen hoog met een kap. Tussen de Petrus Campersingel en de Singelweg ligt een gazon met grote bomen. Op de hoek met het Damsterdiep tenslotte staat een karakteristieke, monumentale apotheek met bovenwoningen uit 1935 van drie lagen hoog met hoge kap.
3.1.2.3 De stedenbouwkundige opzet op buurtniveau
Algemeen
De bebouwing in de Oosterparkwijk bestaat voor het grootste deel uit gesloten bouwblokken met vooral beneden- en bovenwoningen in twee of drie lagen, al dan niet voorzien van een kap. Hier en daar zijn de bouwblokken op de hoeken geopend ten behoeve van vervangende, latere bouw (bijvoorbeeld het Gorechthuis-Ripperdahuis op de plek van het vroegere 'Rode Dorp' op de hoek Gorechtkade / Ripperdalaan / Zaagmuldersweg) of ten behoeve van speciale voorzieningen (bijvoorbeeld de kerk en de school op de hoek Petrus Campersingel / Thomassen à Thuessinklaan). Duidelijk afwijkend in deze structuur zijn de 'boerderijtjes' in het 'Blauwe Dorp'. Zij liggen als losse gebouwtjes met tuinen rondom binnen de ring van randwoningen aan het Graspad en het Meidoornpad.
Ten oosten van het Pioenpark zijn de bouwblokken van oorsprong half gesloten met aan de langszijden strokenbouw met flat- of gestapelde woningen en aan de kopse kanten van oorsprong kleinere blokjes grondgebonden woningen. Hier en daar zijn de flatwoningen en de woningen op de koppen vervangen door nieuwe grondgebonden woningen.
Het zuidwestelijke deel aan weerszijden van het Damsterdiep wijkt sterk af van de rest van het plangebied. Hier is ten noorden van het Damsterdiep de oorspronkelijke structuur van het gesloten bouwblok nog wel zichtbaar, maar bevindt zich aan de binnenzijde van het bouwblok diverse bebouwing zoals een machinefabriek, het Typografengasthuis en een later toegevoegd, afwijkend woonbuurtje. Aan de zuidkant van het Damsterdiep is sprake van bebouwing uit diverse tijdvakken, wat zijn neerslag heeft op de diversiteit aan stedenbouwkundige structuren in dit buurtje.
Links OOSTERKERK , geen DRIEHOEKJE meer, wel het academisch ziekenhuis
.....op de achtergromd de OOSTERKERK
Overzicht:
Links de OOSTERKERK en het DRIEHOEKJE, het academisch ziekenhuis en het BODENTERREIN
Kapteynlaan
De Kapteynbrug
De J.C. Kapteynbrug.
Aan de rand van de Oosterparkwijk, met zicht op de Rosensteinlaan en links voor de kerk
de Thomassen a Thuessinklaan.
Groningen omstreeks 1932.
J. C. Kapteynlaan
Een winkel van de Gruyter gezien vanaf de Kapteynbrug.
Petrus Hendrikzstraat
DE BOUW VAN DE OOSTERKERK TE GRONINGEN (1928-1929)
Inleiding.
In de jaren ’20 van de twintigste eeuw breidde de stad Groningen zich uit naar het oosten.
Zo werd onder meer de later landelijk zo ‘bekend’ geworden Oosterparkwijk in noodtempo uit de grond gestampt.
Dat er in ieder geval een gereformeerde lagere school zou moeten komen, stond voor de ‘Vereeniging tot Instandhouding van Scholen voor Lager Onderwijs op Gereformeerde Grondslag in de gemeente Groningen’ als een paal boven water.
Deze actieve vereniging had van de gemeente Groningen eind 1925 een stuk grond aangeboden gekregen ‘tusschen den Petrus Campersingel, den Korreweg en het Damsterdiep’.
De vereniging-met-de-lange-naam wilde daar ‘ook eene bewaarschool en Ulo-school stichten’, zodat binnen afzienbare tijd dat stadsdeel zou zijn voorzien van ‘een aansluitend stel inrichtingen van onderwijs op gereformeerden grondslag’.
Van meerdere kanten had men het bestuur van de schoolvereniging er echter op attent gemaakt, dat het verstandig zou zijn, de nieuw te bouwen gereformeerde kerk en de school als één complex te bouwen.
Dat was immers in het westen (bij de Westerkerk) en in het noorden van de stad (bij de Noorderkerk) ook gebeurd.
En omdat voor de precieze ligging van het terrein voor de eventuele kerkbouw nog geen terrein was aangewezen, meende het bestuur dat deze mogelijkheid misschien zou kunnen worden overwogen.
Het schoolbestuur stelde dat in januari 1926 dan ook aan de kerkenraad voor.
De school zou – als de plannen tenminste doorgingen – op 1 september 1928 geopend worden, zodat beslissingen op korte termijn zouden moeten worden genomen.
De kerkenraad boog zich over het voorstel, maar de broeders konden het aanvankelijk niet eens worden over de bouw van een kerk.
Hoeveel zou dat wel niet gaan kosten?
En hoe zou de bevolkingsontwikkeling in het oosten van de stad verlopen? Waren de leden van de Gereformeerde Stadskerk in staat een aanzienlijke financiële bijdrage te leveren voor de kerkbouw?
Vooralsnog besloot de kerkenraad in de Noorderkerk aan de Akkerstraat dubbele diensten te beleggen, zodat de Oosterwijkers ’s Heeren Woord dáar konden gaan beluisteren.
De diensten die (wegens het ruimtegebrek) aanvankelijk in het ‘Militair Tehuis’ en in het ‘Concerthuis’ gehouden werden, zouden dan worden gestaakt.
Men wees in het schrijven op het feit, dat de ene helft van de Oosterwijkers tijdens de bouw van de Noorderkerk al geruime tijd in de Westerkerk hadden moeten kerken; en dat de andere helft door de ingrijpende verbouwing van de Parklaankerk zich in de Zuiderkerk had moeten zien te vermaken. En nu moesten ze dan allemaal ineens weer naar de Noorderkerk aan de Akkerstraat! Behalve dat dit de zoveelste verandering was, had het ook voor de goede orde van hun gezinsleven grote bezwaren, zo vonden de briefschrijvers.
Had de kerkenraad de motieven tot het besluit niet beter eerst in een wijkvergadering kunnen toelichten, of die op z’n minst in het Kerkblad kunnen vermelden?
Had de kerkenraad de motieven tot het besluit niet beter eerst in een wijkvergadering kunnen toelichten, of die op z’n minst in het Kerkblad kunnen vermelden?
En bovendien, wanneer zouden die ‘Oosterdiensten’ in de Noorderkerk stoppen?
Zou dat eindeloos gaan duren?
Maakte de kerkenraad eigenlijk wel voldoende haast en ernst met de bouw van een nieuwe kerk in het oosten van de stad? ‘Elke wijk die tot dusver moest kerken in een tweede dienst, had in het uitzicht de bouw van een nieuwe kerk, behalve thans de Oosterwijk’, zo schreven ze.
De Oosterwijk telde (zo meldden de klagers) ‘niet vele rijken, niet vele edelen’, en juist daarom was het van het grootste belang de geestelijke bearbeiding van de wijk met kracht aan te pakken!
Men vroeg de kerkenraad dan ook dringend op korte termijn een beslissing over de kerkbouw te nemen, die er garant voor stond, dat de geestelijke belangen van de wijk zódanig zouden worden gediend, dat zo snel mogelijk een kerk zou worden gebouwd.
Zou dat eindeloos gaan duren?
Maakte de kerkenraad eigenlijk wel voldoende haast en ernst met de bouw van een nieuwe kerk in het oosten van de stad? ‘Elke wijk die tot dusver moest kerken in een tweede dienst, had in het uitzicht de bouw van een nieuwe kerk, behalve thans de Oosterwijk’, zo schreven ze.
De Oosterwijk telde (zo meldden de klagers) ‘niet vele rijken, niet vele edelen’, en juist daarom was het van het grootste belang de geestelijke bearbeiding van de wijk met kracht aan te pakken!
Men vroeg de kerkenraad dan ook dringend op korte termijn een beslissing over de kerkbouw te nemen, die er garant voor stond, dat de geestelijke belangen van de wijk zódanig zouden worden gediend, dat zo snel mogelijk een kerk zou worden gebouwd.
Besloten tot de bouw.
De boze brief had in zoverre succes, dat de kerkenraad binnen een maand, namelijk al op 7 juni 1926, besloot tot aankoop van een terrein voor de te bouwen Oosterkerk, namelijk op de hoek van de S.S. Rosensteinlaan en de Thomassen à Thuessinklaan (pal naast het terrein van de school!).
Bovendien werd een regeling voorbereid om het benodigde bouwkapitaal bijeen te brengen.
En de gemeenteleden zouden snel op de hoogte gesteld worden, zo beloofde de kerkenraad.
De burgerlijke gemeente verleende nog dezelfde maand toestemming voor de grondaankoop.
Het stuk grond had een oppervlakte van 1.200 m², en met de bouw van de kerk zou binnen twee jaar moeten worden begonnen, zo stelde het gemeentebestuur als voorwaarde.
Bovendien werd een regeling voorbereid om het benodigde bouwkapitaal bijeen te brengen.
En de gemeenteleden zouden snel op de hoogte gesteld worden, zo beloofde de kerkenraad.
De burgerlijke gemeente verleende nog dezelfde maand toestemming voor de grondaankoop.
Het stuk grond had een oppervlakte van 1.200 m², en met de bouw van de kerk zou binnen twee jaar moeten worden begonnen, zo stelde het gemeentebestuur als voorwaarde.
De architecten stroomden toe:
H. Rots uit Groningen, Jac. Ph. Wormser uit Hilversum, J.H. van der Veen uit Amsterdam, Kuiler en Drewes uit Groningen, Jos. de Jonge uit Rotterdam, Van Wijk en Broos uit Groningen, Heuvelink uit Apeldoorn en IJ. van der Veen uit Groningen.
Allemaal stonden ze te trappelen om de kerk te mogen bouwen.
H. Rots uit Groningen, Jac. Ph. Wormser uit Hilversum, J.H. van der Veen uit Amsterdam, Kuiler en Drewes uit Groningen, Jos. de Jonge uit Rotterdam, Van Wijk en Broos uit Groningen, Heuvelink uit Apeldoorn en IJ. van der Veen uit Groningen.
Allemaal stonden ze te trappelen om de kerk te mogen bouwen.
Gemeentevergadering.
Maar voordat definitieve besluiten genomen konden worden, moest eerst gesproken worden over de vraag hoe het geld bijeengebracht zou worden. De kerkenraad vertelde op een gemeentevergadering in de Westerkerk, dat men een gebouw wilde, ‘dat zich waardig zal aanpassen bij de kloeke kerkgebouwen die wij reeds hebben, zoo, dat zich iets mocht weerspiegelen van de dank die toch leeft in ons aller hart’. En vanuit die gedachte moest het toch mogelijk zijn een stevig stichtingsfonds bijeen te brengen? Daarin moest tenminste fl. 50.000 worden gestort, wilde men althans de bouw van de kerk mogelijk maken. Eind november 1926 kregen alle gemeenteleden in de stad een intekenbiljet in huis. Bovendien moesten de kerkelijke bijdragen met 20 % omhoog! Na een bewogen oproep van de ‘predikant zonder kerk’ (zoals de wijkpredikant van de Oosterwijk, ds. J. Gispen, genoemd werd), kon men vaststellen, ‘dat de bijeengekomen gemeente algemeen de noodzakelijkheid van de bouw van een nieuwe kerk in het oosten van de stad inzag’. Geestdriftig en eensgezind toog men aan de arbeid. De medewerkers, die zich hadden opgegeven om de intekenbiljetten op te halen, kregen een drukke tijd, maar ze deden het met grote liefde.
De eerste plannen.
De kerkenraad nodigde ondertussen de architecten L. Drewes en IJ. van de Veen, beiden uit Groningen, uit om ontwerpen voor de nieuwe kerk te maken.
Ook moesten ze een kostenberekening opmaken, want de kerkenraad voelde niets voor een sprong in het duister.
Beiden gingen spoorslags naar het terrein aan de Rosensteinlaan, ‘door piketten aangeduid’, om de situatie in ogenschouw te nemen.
Behalve de kerk moest ook een kosterswoning worden gebouwd én een woning voor de predikant.
De kerk moest zo’n elfhonderd zitplaatsen bevatten, een catechisatielokaal (‘met voldoende wandruimte voor het plaatsen van kasten en wandkaarten’), een consistoriekamer voor dertig personen, een ‘closetinrichting met daarbij een urinoir voor mannen en een afzonderlijke closetinrichting voor vrouwen’.
De kosterswoning moest een binnenwaartse verbinding met de kerk hebben, terwijl op het kerkterrein een afsluitbare bergplaats voor tenminste twintig rijwielen moest komen.
Verder werd gerekend met elektrische verlichting, een c.v. met voetverwarming beneden en radiatoren op de galerijen.
Ook moesten ze een kostenberekening opmaken, want de kerkenraad voelde niets voor een sprong in het duister.
Beiden gingen spoorslags naar het terrein aan de Rosensteinlaan, ‘door piketten aangeduid’, om de situatie in ogenschouw te nemen.
Behalve de kerk moest ook een kosterswoning worden gebouwd én een woning voor de predikant.
De kerk moest zo’n elfhonderd zitplaatsen bevatten, een catechisatielokaal (‘met voldoende wandruimte voor het plaatsen van kasten en wandkaarten’), een consistoriekamer voor dertig personen, een ‘closetinrichting met daarbij een urinoir voor mannen en een afzonderlijke closetinrichting voor vrouwen’.
De kosterswoning moest een binnenwaartse verbinding met de kerk hebben, terwijl op het kerkterrein een afsluitbare bergplaats voor tenminste twintig rijwielen moest komen.
Verder werd gerekend met elektrische verlichting, een c.v. met voetverwarming beneden en radiatoren op de galerijen.
Ook was een kolenberging voor tenminste tweehonderd hectoliter een vereiste. Voor wat de kerkzaal betrof, dacht men onder meer aan ‘een preekgestoelte met een voorliggend verhoogd gedeelte met daarop het doopbekken’. De gangpaden dienden te worden bedekt met cocoslopers. Ook moest een ‘dovenbank’ voor mannen en een voor vrouwen worden aangebracht, elk met zes zitplaatsen. De kosten van het hele gebouw, inclusief fl. 9.000 voor het orgel, mochten niet meer bedragen dan fl. 130.000, zo stelde de kerkenraad vast.
Het voorstel van architect Drewes.
Het ontwerp van architect Drewes werd gekozen en kostte uiteindelijk fl. 124.000.
Hij stuurde samen met zijn gedetailleerde plannen ook nog een uitvoerige toelichting mee, waarin hij aangaf dat het bouwterrein zou moeten worden opgehoogd en dat de heipalen een lengte van negen meter moesten hebben.
De hoofdas van de kerk zou in Drewes’ plannen loodrecht op het Wouter van Doeverenplein staan, terwijl de zijvleugels elk loodrecht op de aangrenzende straten zouden moeten worden gebouwd, met de kosterswoning aan de Thomassen à Thuessinklaan en de pastorie aan de Rosensteinlaan.
Hij stuurde samen met zijn gedetailleerde plannen ook nog een uitvoerige toelichting mee, waarin hij aangaf dat het bouwterrein zou moeten worden opgehoogd en dat de heipalen een lengte van negen meter moesten hebben.
De hoofdas van de kerk zou in Drewes’ plannen loodrecht op het Wouter van Doeverenplein staan, terwijl de zijvleugels elk loodrecht op de aangrenzende straten zouden moeten worden gebouwd, met de kosterswoning aan de Thomassen à Thuessinklaan en de pastorie aan de Rosensteinlaan.
De kerk zou maar liefst 1.116 zitplaatsen tellen, waarvan 780 beneden en 336 op de galerijen.
Beneden zou het voorste deel van het middenvak uit honderdvijftig stoelen bestaan, zodat men daar, indien gewenst, tafels voor de viering van het Heilig Avondmaal zou kunnen plaatsen.
De rest bestond uit getimmerde banken.
De kerk kwam keurig naast de inmiddels in aanbouw zijnde gereformeerde J.C. Wirtzschool te staan en zou de monumentale Noorderkerk aan de Akkerstraat in grootte evenaren, zo deelde Drewes trots mede.
Het orgel zou boven de preekstoel geplaatst worden en direct achter de kerkzaal kwam het catechisatielokaal voor tweeënvijftig leerlingen, ‘voorzien van zesentwintig tweepersoons banken (van het schooltype)’, echt gezellig dus.
De kerkenraadskamer kon dertig man herbergen (want vrouwen kwamen er in die tijd nog niet aan te pas).
Verder maakte Drewes ook een ruimte waar de moeders zich met de doopkinderen konden afzonderen (maar de kerkenraadsleden zouden daar hun jassen en hoeden ook kwijt kunnen).
En een kamertje waar de predikant zich zou kunnen opfrissen, was ook nooit weg.
‘Dit komt in steeds meer kerken voor’, zo wist Drewes.
Beneden zou het voorste deel van het middenvak uit honderdvijftig stoelen bestaan, zodat men daar, indien gewenst, tafels voor de viering van het Heilig Avondmaal zou kunnen plaatsen.
De rest bestond uit getimmerde banken.
De kerk kwam keurig naast de inmiddels in aanbouw zijnde gereformeerde J.C. Wirtzschool te staan en zou de monumentale Noorderkerk aan de Akkerstraat in grootte evenaren, zo deelde Drewes trots mede.
Het orgel zou boven de preekstoel geplaatst worden en direct achter de kerkzaal kwam het catechisatielokaal voor tweeënvijftig leerlingen, ‘voorzien van zesentwintig tweepersoons banken (van het schooltype)’, echt gezellig dus.
De kerkenraadskamer kon dertig man herbergen (want vrouwen kwamen er in die tijd nog niet aan te pas).
Verder maakte Drewes ook een ruimte waar de moeders zich met de doopkinderen konden afzonderen (maar de kerkenraadsleden zouden daar hun jassen en hoeden ook kwijt kunnen).
En een kamertje waar de predikant zich zou kunnen opfrissen, was ook nooit weg.
‘Dit komt in steeds meer kerken voor’, zo wist Drewes.
De Commissie van Beheer beoordeelde niet alleen het plan van Drewes, maar had natuurlijk ook dat van architect IJ. van der Veen bekeken, die een kruiskerk had getekend, voorzien van een forse toren. Hoewel de Commissie twijfels had over de lichttoevoer naar de kerkzaal in het plan van Drewes, deelde men hem desondanks mee, dat hij zijn gang mocht gaan.
Architect Van der Veen kon dus naar de opdracht fluiten.
Architect Van der Veen kon dus naar de opdracht fluiten.
De aanbesteding.
De aanbesteding verliep enigszins teleurstellend, want de plannen bleken duurder te worden dan verwacht. En dat mocht niet van de kerkenraad! Daarom werd een aantal bezuinigingen ten bedrage van fl. 4.000 doorgevoerd, maar op 5 september 1927 kon het werk dan ook gegund worden aan de onderaannemers. De ‘Nederlandsche Christelijke Bouwarbeidersbond‘ stuurde traditiegetrouw diezelfde maand nog wel een brandbrief naar de kerkenraad, met het dringende verzoek toch vooral christelijkebouwlieden aan te trekken.
Hoe dan ook, op 5 september 1927 werd het werk dus aan de onderaannemers gegund:
Het grond-, metsel- en timmerwerk werd uitbesteed aan K.H. Kastje te Groningen voor fl. 116.100; het schilderwerk zou door J. Meier, ook te Groningen, worden uitgevoerd voor een bedrag van fl. 7.352, terwijl de elektrische verlichting voor ongeveer fl. 3.050 zou worden verzorgd door de fa. Ekens.
De fa. Huigen en Geveke uit Amersfoort zorgden voor de Centrale Verwarming ( waarvoor fl. 3.944 berekend werd) en de kerkbanken werden door de fa. Havinga en Kort te Eenrum in elkaar gespijkerd voor de som van fl. 3.980.
Stoelen en tafels werden geleverd door D. Boonstra, ook te Eenrum, voor fl. 1.268 en het behang en de gordijnen werden aangebracht door L. Hoeksema te Groningen voor een bedrag van fl. 1.158. Het moest, zo werd opgemerkt, ‘een sober doch waardig gebouw worden!’
Het grond-, metsel- en timmerwerk werd uitbesteed aan K.H. Kastje te Groningen voor fl. 116.100; het schilderwerk zou door J. Meier, ook te Groningen, worden uitgevoerd voor een bedrag van fl. 7.352, terwijl de elektrische verlichting voor ongeveer fl. 3.050 zou worden verzorgd door de fa. Ekens.
De fa. Huigen en Geveke uit Amersfoort zorgden voor de Centrale Verwarming ( waarvoor fl. 3.944 berekend werd) en de kerkbanken werden door de fa. Havinga en Kort te Eenrum in elkaar gespijkerd voor de som van fl. 3.980.
Stoelen en tafels werden geleverd door D. Boonstra, ook te Eenrum, voor fl. 1.268 en het behang en de gordijnen werden aangebracht door L. Hoeksema te Groningen voor een bedrag van fl. 1.158. Het moest, zo werd opgemerkt, ‘een sober doch waardig gebouw worden!’
Ondertussen was de financiële actie onder de kerkleden ook afgerond.
De respons was geweldig.
Nog vóor de afronding ervan was al fl. 58.000 binnen!
De kerkenraad was daar erg dankbaar voor: ‘In deze offervaardigheid is op te merken een echt Schriftuurlijke vrucht van de Zegen des Heeren op onze Gereformeerde Kerk van Groningen’.
De respons was geweldig.
Nog vóor de afronding ervan was al fl. 58.000 binnen!
De kerkenraad was daar erg dankbaar voor: ‘In deze offervaardigheid is op te merken een echt Schriftuurlijke vrucht van de Zegen des Heeren op onze Gereformeerde Kerk van Groningen’.
Ondanks al deze hooggestemde geluiden was er, het kan niet anders, ook kritiek.
Al toen het stuk grond gekocht werd aan – wat toen genoemd werd – ‘Het Zeezand’ (de plaats waar de Rosensteinlaan nog aangelegd moest worden en waar nog geen huis gebouwd was), werd door sommigen opgemerkt:
‘Wie gaat nu een kerk bouwen in zó’n modderpoel?’
Daar woonde immers geen sterveling?
Wat was dat voor een kerkenraad die daar zijn goedkeuring aan hechtte?
We weten inmiddels dat het een doortastende, met visie begiftigde kerkenraad was, die het aandurfde deze plannen te maken en te realiseren!
Trouwens, de critici zagen dat zelf ook al snel in, want al spoedig werd de ene druk bebouwde straat na de andere uit de grond gestampt!
De eerste steen.
Op zaterdag 19 mei 1928, ’s middags om vier uur, werd de eerste steen voor het nieuwe kerkgebouw gelegd.
De kerkenraad had in zijn vergadering van 7 april besproken welke tekst daarop moest worden aangebracht.
Men stelde voor (en besloot):
‘O alle gij dorstigen, komt tot de wateren. Jesaja 55:1a.
Met blijden dank aan God die uitbreiding en eenheid gaf, is namens de kerkeraad deze gedenksteen geplaatst door den wijkpredikant ds. J. Gispen op den 19 mei 1928’.
De kerkenraad kondigde de blijde gebeurtenis met grote dankbaarheid aan (onder verwijzing naar de ineensmelting van Kerk A en Kerk B te Groningen in 1925:
‘In dit gebouw zal, naar ons aller wensch, straks in kloekheid iets naar buiten treden van de kracht der eenheid die nu bijna drie jaar in de samen stelling onder den zegen des Heren is aangevangen en die naar we mogen vertrouwen, ook verder in nog toenemende maste zich zal openbaren'
De kerkenraad had in zijn vergadering van 7 april besproken welke tekst daarop moest worden aangebracht.
Men stelde voor (en besloot):
‘O alle gij dorstigen, komt tot de wateren. Jesaja 55:1a.
Met blijden dank aan God die uitbreiding en eenheid gaf, is namens de kerkeraad deze gedenksteen geplaatst door den wijkpredikant ds. J. Gispen op den 19 mei 1928’.
De kerkenraad kondigde de blijde gebeurtenis met grote dankbaarheid aan (onder verwijzing naar de ineensmelting van Kerk A en Kerk B te Groningen in 1925:
‘In dit gebouw zal, naar ons aller wensch, straks in kloekheid iets naar buiten treden van de kracht der eenheid die nu bijna drie jaar in de samen stelling onder den zegen des Heren is aangevangen en die naar we mogen vertrouwen, ook verder in nog toenemende maste zich zal openbaren'
De kerkenraad liet ook een oorkonde inmetselen, met als destijds bij de Noorderkerk was gebeurd
Lovende woorden.
Een unieke foto van de Oosterkerk
Op de foto zien we de geportetteerden staan voor de binnenmuur naar de kerkzaal; het voorportaal van de kerk was nog niet gebouwd.
Dat rust 'straks op de heipalen op de voorgrond
De 'eerste steen' werd in de hier zichtbare muur aangebracht.
in de bovenste rij zijn o.a. zichtbaar: ds Gispen ( iets links van het midden, met donker puntbaardje en hoge hoed); maast hem ds. D. van Dijk van de Noorderkerk (met bril).
De krant deed dat ook. Voorafgaande aan de opening van de kerk beschreef de ‘Nieuwe Provinciale Groninger Courant’ het gebouw in lovende bewoordingen:
‘Pastorie en kosterswoning zijn in aansluiting gebracht met de buitengevels, waardoor het geheel een breede opzet verkreeg, die tezamen getrokken in de middenpartij een monumentale opbouw mogelijk maakte.
De hoofdingang is geflankeerd door de traptorens en wordt overdekt door een luifel, waarboven de hoofdgevel is geplaatst, eindigende in een dakruiter.
Terrassen met voetingsmuren sluiten het geheel bij de omgeving aan en geven een rust aan het geheel, die weldadig aandoet.
De gevels zijn uitgevoerd in genuanceerde Waalsteen met terugliggend voegwerk.
De hoogoprijzende traceeramen zijn gevuld met glas-in-lood in moderne uitvoering. (…)
De lichtinval in het kerkruim is zeer rijk.
De ramen zijn met doorzichtig glas-in-lood gevat in rijke kleurschakeringen, waardoor het zonlicht een verrassende speling van tinten krijgt op het toch al kleurig metselwerk (…)
Het kerkgebouw was op de avond van de heuglijke inhuldigingsdag (25 april 1929) tot in alle hoeken gevuld. De Commissaris van de Koningin, Jhr. Mr. A.W.L. Starkenborch Stachhouwer, de burgemeester en de wethouders en nog andere hoogwaardigheidsbekleders, waren als genodigden aanwezig.
Prachtige tekening van het Oosterkerk gemaakt door de tekenaar Kiewiet |
De bijeenkomst had het karakter van een gewone kerkdienst en stond onder leiding van ds. J. Gispen, de wijkpredikant. In zijn toespraak ‘gaf hij uiting aan de blijdschap die er leeft in veler harten, nu men in een nieuw kerkgebouw mocht samenkomen en sprak hij over de moeite die het gekost had, zover te komen’. Ds. Gispen ‘dankte de Commissaris der Koningin en de andere hoogwaardigheidsbekleders voor hun aanwezigheid, hun de verzekering gevende, dat zoowel in dit als de andere kerkgebouwen iederen zondag Gods onmisbaren Zegen wordt afgesmeekt voor de overheid. Met groot enthousiasme zetten wij nu de arbeid voort’, zo besloot de predikant zijn toespraak. De eerste ‘echte’ kerkdienst in de nieuwe kerk werd gehouden op zondag 28 april 1929, toen ds. J.J. Miedema (van de Zuiderwijk) voorging
Het interieur van de Oosterkerk te Groningen na de plaatsing van het orgel.
Let ook op het doophek met lezenaar (al lang gelden verwijderd) en op de avondmaalstafels met aan weerszijden twee rijen stoelen.
De eerste avondmaalsviering vond de zondag daarop plaats met als voorganger de wijkpredikant, ds. Gispen
BRONNEN:
Archief Gereformeerde Kerk te Groningen.
Groninger Archieven, Groningen
G.J. Kok, 'niet door eigen kracht.....'70 jaar rondom de 'Oosterkerk' (1928-1998). Groningen, 1998
2016 GereformeerdeKerken.ifo
Uit:
Website gewijd aan de landelijke en rfegionale geschiedenis van de Gereformeerde Kerken in Nederland.
De Oosterkerk en J.C.Wirtzschool en het DRIEHOEKJE
De Oosterkerk. De kerk (met kosterswoning en pastorie) staat op een veelhoekig (waaiervormig) plattegrond, met de hoofdingang gericht op de hoek van de S.S. Rosensteinlaan en de Thomassen à Thuessinklaan, aan de rand van de Oosterparkwijk. De kosterswoning bevindt zich aan de Thomassen à Thuessinklaan en de pastorie aan de Rosensteinlaan.
De kerk is van de hand van de Groninger architecten Jan Kuiler & Lucas Drewes. Zij hadden al eerder de Noorderkerk (1920) gebouwd. Het tweetal ontwierp een expressionistisch gebouw, geïnspireerd door de stijl van de Amsterdamse School. Het gebouw telt 1.116 zitplaatsen, waarvan 780 beneden en 336 op de galerijen.
Het gebouw is sinds de bouw als kerk in gebruik; tussen 1999 en 2002 werd het gebouw gedeeld door de Gereformeerde Kerk en de Gereformeerde Kerk (vrijgemaakt). Sinds 2002 alleen door het laatstgenoemde kerkgenootschap. In de jaren tachtig werd de kerk ook gebruikt als repetitieruimte door het Noordelijk Filharmonisch Orkest.
Overigens kent de stad nog een Oosterkerk. Aan de Oosterweg in de wijk de Oosterpoort werd in 1924 een Hervormde Oosterkerk gebouwd. Deze is in de jaren tachtig van de twintigste eeuw verbouwd tot appartementencomplex.
Bron: Wikipedia
Klas een en twee van de WIRTZSCHOOL!
Ik sta naast HOOGSTEEN!
Klas 6
De opleidingsklas
De J.C. Wirtzschool met Hoogsteen als hoofd.
Later naar de eerste CHBS in de Rozenstraat....daarna onderwijzer op de J.C. Wirtzschool onder Oosterheert, daarna leraar op de chr. MAVO te Noordhorn.
Leerling en later onderwijzer!
De J.C. WIRTZSCHOOL
1927.
Een mooi gebouw, uiterlijk en innerlijk, is de nieuwe Chr. Lag. School in het Oosten der stad geworden.
Ze is dezer dagen met enige plechtigheid geopend en gedoopt als de J.C. Wirtz-school, waarmee de man geëerd wordt, die hier in 't Noorden zijn loopbaan als onderwijzer begon en deze als districts-schoolopziener (tegenwoordig inspecteur) eindigde, eveneens in onze provincie.
Bij de OOSTERKERK met het DRIEHOEKJE!
De J.C. Wirtzschool met in 1950 Hoogsteen als Hoofd der school.
(J.C. Wirtz was Hoofdredacteur van de 'Nieuwe Provinciale Groninger Courant' uitgegeven door JAN HAAN)
(J.C. Wirtz was Hoofdredacteur van de 'Nieuwe Provinciale Groninger Courant' uitgegeven door JAN HAAN)
OOSTERHAMRIKKADE
Boeiend, deels ook mijn geschiedenis, wetenswaardige details en foto's, veel dank.
BeantwoordenVerwijderen